“Jij bent altijd zo negatief!”, beet een goede vriend me laatst toe. We spraken over de violiste Janine Jansen. Ik waagde het te zeggen haar eerste cd niet overtuigend te vinden en meldde dat ik haar aankomende Vivaldi-album op voorhand al naar de prullenmand verwees. Toegegeven, dat laatste had ik beter niet kunnen zeggen. Het Vivaldi-album van Janine heb ik immers nog niet beluisterd. In sommige gevallen is het beter de dingen niet te horen, maar de opmerking van mijn vriend zette mij wel aan het denken. Ik nam mij voor voortaan alleen nog maar met mijn mening naar buiten te treden als ik het onderwerp van mijn kritiek had geconsumeerd.
Zo luisterde ik deze week kritisch naar een tweetal super audio cd’s. De ene is door de sopraan Renée Fleming vol gezongen met aria’s van Händel. Op de andere is een drietal cantates van Johann Sebastian Bach vastgelegd met daarin een belangrijke rol voor de bas-bariton Thomas Quasthof. Laat ik vooropstellen dat ik een pleitbezorger ben van wat ik nog steeds noem de ‘historische uitvoeringspraktijk’. U weet wel, de muziek vertolkt op instrumenten uit de tijd van compositie en bij het gebruik van de menselijke stem geen verworvenheden uit de belcanto en/of laat-romantiek toepassen. Fleming en Quasthof hebben zich bij hun opnames laten bijstaan door orkesten die gespecialiseerd zijn in die historische uitvoeringspraktijk. Dat met darmsnaren bespannen violen en oude hobo’s op de derde rij niet altijd borg staan voor succes wordt in beide opnames bewezen. Zowel The Orchestra of the Age of Enlightment (Händel) als de Berliner Barock Solisten (Bach) presteren beneden de spreekwoordelijke maat. En de bewierookte vocalisten? Ook die laten mijn muzikale hart niet sneller kloppen. Fleming gedraagt zich tijdens het vertolken van de Händel aria’s wat al te veel soubrette en Quasthof overgiet Bach met een wat mij betreft te dik aangelengde romantische saus. Vooropgesteld dat ik geen dirigent ben, maar wat zou ik graag op de bok hebben gestaan bij deze twee opnames. Halverwege de eerste opnameseccies zou ik gezegd hebben: “Dames en heren, laten we er alstublieft mee stoppen. Mevrouw Fleming, Decca wil vast nog wel een Massenet-cd-tje met u opnemen en u meneer Quasthof krijgt van Deutsche Grammophon beslist de gelegenheid om er een vol te zingen met liederen van Hugo Wolff. Ik heb niets tegen u beiden persoonlijk, maar waarom bewandelt u in vredesnaam een pad waar u de weg niet op kent?”
Om te voorkomen dat ik ook van u het verwijt krijg té negatief te zijn zet ik tegenover deze dikke onvoldoendes twee maal een uitmuntend. Positiever kan ik het toch niet maken?
Georg Frideric Händel (1685-1759)
‘Amor e gelosia’
Patrizia Ciofi (sopraan), Joyce Di Donato (mezzo-sopraan), ensemble Il Complesso Barocco – Alan Curtis (klavecimbel & directie)
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Cantates: ‘Jesu, der du meine Seele’, BWV 78 / ‘Was Gott tut, das ist wohlgetan’, BWV 99 / ‘Ach, lieben Christen, seid getrost’, BWV 114
Bach Collegium Japan
Masaaki Suzuki
Solisten: Yukari Nonoshita (sopraan), Daniel Taylor (countertenor), Makoto Sakurada (tenor), Peter Kooij (bas)
Vandaag (29/9/’04) naar de Vivaldi-sacd van Janine Jansen geluisterd. Op het gevaar af een vriendschap op het spel te zetten; de 38.58 minuten Vivaldi voegen niets van waarde toe aan de bestaande cd-catalogi. Hooguit voor verzamelaars van babes-materiaal is de sacd een interessant object. Voor hen onderstaand tipje van de sluier.