Het is een prachtige zomerdag. De zon staat aan een wolkenloze hemel en zorgt er voor dat de buitentemperatuur een bijna tropische waarde bereikt. Het is zo’n zomerdag die je het liefst zou willen doorbrengen aan een koele waterkant op een Grieks eiland. Terwijl de temperatuur in de winkel de buitenwaarde lijkt te gaan overstijgen en via de geluidsinstallatie klanken weerklinken uit het pianoconcert in A groot van Carl Loewe (1796-1869), wacht ik nog steeds op mijn eerste klant.
Tegen twaalf uur is het zo ver. Een in een verkeerde korte broek gestoken zestiger komt de winkel binnen. Zijn witte onderbenen steken extra wit af vanwege de donkere sokken in open sandalen. Ik ken de man van eerdere bezoeken. Hij behoort tot de categorie klassieke cd-consumenten die weliswaar niet elk dubbeltje behoeven om te keren alvorens het uit te geven, maar toch vinden dat cd’s sowieso te duur zijn. Hij is dus altijd op zoek naar koopjes. Eens vertrouwde hij mij toe het geluk te hebben gehad een te goedkoop, dus verkeerd, geprijsde cd te hebben aangeschaft. Hij is niet iemand die mijn hart sneller laat kloppen.
Terwijl het allegro maestoso van Loewes pianoconcert op de achtergrond weerklinkt, hoor ik hem zeggen: “Zeker het eerste deel meneer?”
Nadat ik die vraag bevestigend heb beantwoord, gaat hij verder, terwijl zijn zware hoornen bril op het puntje van zijn neus rust: “Kunt u mij nou eens uitleggen waarom componisten in het eerste deel van hun concerten maar wat aanrommelen?” Enigszins verbaasd herhaal ik: “Aanrommelen, hoe bedoelt u?”
“Nou ik vind eerste delen van concerten helemaal niet de moeite waard. Echt niet. Veel te veel lawaai, rommelig, het is net of ze nog op gang moeten komen, dat ze niet precies weten wat ze moeten doen. Pas in het tweede deel krijg ik de indruk dat ze door hebben waar ze naar toe moeten, vindt u ook niet?”
“Nee, dat vind ik niet. Ik denk dat u gewoon wat meer van rustige stukken houdt, u bent waarschijnlijk meer romantisch aangelegd.”
“Maar heeft u dat dan zelf niet, dat u langzame delen veel mooier vindt?”
Waarschijnlijk is de man er op uit zijn gelijk bevestigd te zien door de klassieke cd-specialist. Als hij dat gelijk niet krijgt probeert hij het nog een keer: “U hoort het toch zelf ook, het is allemaal zo druk, er wordt maar wat aangerommeld.” Op dat moment is het eerste deel van Loewes pianoconcert achter de rug en vangt het andante grazioso aan. Triomfantelijk kijkt de man me aan. “Hoort u wel, dit is toch veel mooier. Hier wordt pas muziek gemaakt.”
Ik besluit niet meer te reageren en hem te laten genieten van zijn eigen gelijk.
Duidelijk in de ban van de rustiger klanken van Loewe bekijkt de man het bijbehorende cd-doosje, dat nog niet van een prijssticker is voorzien.
“Wat moet Loewe kosten?”
Als ik antwoord: “Achtenveertig vijfennegentig”, kijkt hij me meewarig aan; “Zozo, dat is niet niks.”
“Nee, maar wel mooi”, is het enige antwoord dat ik weet te verzinnen.
De man snuffelt nog even in de bak met sterk afgeprijsde cd’s, vist er twee tussen uit, betaalt het kolossale bedrag van vierentwintig negentig en verlaat de winkel.
Op z’n gezicht valt duidelijk de triomf af lezen van iemand die zo juist een geweldige slag heeft geslagen.