Bach Archiv Leipzig gunt nieuw ontdekte compositie van J.S. Bach aan arrogante Engelse Lord

Even verkeerde het klassieke muziek minnende deel van de wereld in grote staat van opwinding. Vanuit het Duitse Leipzig kwam het bericht over de ontdekking van een onbekend werk van Johann Sebastian Bach. Bij toeval vond een medewerker van het Bach Archiv Leipzig het in een oude schoenendoos in de Herzogin Anna-Amalia bibliotheek van Weimar. Bach zette de twaalf strofen van het gedicht Alles mit Gott und nichts ohn’ ihn van de theoloog Johann Anton Mylius op muziek ter gelegenheid van de 52e verjaardag van zijn toenmalige broodheer hertog Wilhelm Ernst von Saksen-Weimar.
Op een feestelijke oktoberdag in 1713 begeleidde Bach vanachter het klavecimbel een sopraan en liet de coupletten steeds afwisselen door ritornelli gespeeld door een klein groepje strijkers. Bach was toen een jaar of achtentwintig. Als muziek-liefhebber ben ik razend nieuwsgierig naar dit gelegenheids-werk van de componist die toen al meesterwerken op zijn conto had staan als de cantates Ich hatte viel Bekümmernis (BWV 21), Was mir behagt, ist nur die muntre Jagd (BWV 208), Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit (BWV 106) en Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir (BWV 131).

bach_strofearia

In The Guardian van 8 juni 2005 staat te lezen dat Bachs herontdekte compositie destijds al weer snel vergeten was. ‘Het belandde na de verjaardag van de hertog in een schoenendoos.’ De muziekcriticus wil kennelijk aangeven dat we hier eigenlijk te maken hebben met een niemendalletje. ‘Als er in plaats van dit vijf minuten durende werkje nu iets was gevonden gelijk de Johannes- of Matthäus-Passion’, zo schrijft hij verder, ‘of indien men één van zijn honderden verloren gegane cantates had ontdekt dán hadden we het ergens over gehad.’ Blijkbaar is de journalist in kwestie niet op de hoogte van het feit dat men in Bachs tijd nu eenmaal zo omging met gelegenheidswerken en dat dit los staat van kwaliteitscriteria. Inmiddels is duidelijk dat het uitvoeren van de verjaardagsode ruim veertig minuten vraagt en ook dat men in Duitsland de eerste her-uitvoering van de Strophenarie mit Ritornell heeft toebedacht aan Sir John Eliot Gardiner. Die zal het gelijk laten vastleggen voor zijn eigen cd-label Soli Deo Gloria. Het is maar de vraag of mij daar als Bachliefhebber een dienst mee wordt bewezen. Sir John mag dan dit jaar de Bachmedaille van de stad Leipzig hebben ontvangen, dat feit maakt hem nog geen plaatsbekleder van de grote componist op aarde.
In een uitzending van het BBC 4 radioprogramma Front Row van 8 juni 2005 zet Gardiner vraagtekens bij de kwaliteit van het stuk. Hij vraagt zich af hoeveel van de twaalf strofen voor de luisteraar nog te verdragen zijn.

De Wijze Heren van Weimar gunnen de ‘wereldpremière’ van het nieuw ontdekte werk van Johann Sebastian Bach dus aan een Engelse Lord die vooral gecharmeerd blijkt te zijn van Bachs handschrift. Afgaande op Gardiners uitlatingen en zijn vertolkingen van Bachs vocale composities in de afgelopen tien jaar heb ik er weinig fiducie in. Met ‘JEG’ als arrogante maestro op de bok vrees ik dat Bachs Strophenarie mit Ritornell zich inderdaad zal laten aanhoren zoals The Guardian het omschreef: ‘Charming and joyful, but not a monumental find’.
Heren, heren in Leipzig toch, waarom niet even gebeld met iemand als Sigiswald Kuijken, Andrew Parrott of Masaaki Suzuki? Ik ben er zeker van dat zij zich door meer laten bekoren dan alleen het handschrift van de grote meester…