Terwijl buiten de sneeuwvlokken neerdwarrelen, in Naarden het boven ons gesteld bevoegd gezag – al dan niet in slaap gesukkeld – zijn jaarlijkse bijwoningsplicht vervult, vertrouw ik wat Goede Vrijdag-bespiegelingen toe aan het toetsenbord van mijn MacBook Pro.
Toepasselijk wil ik wat met u delen over Bachs Mattheus-passie. De hype rond de Nederlandse ‘hertaling’ van Jan Rot is op een enkele uitvoering hier en een meezingversie daar goden zij dank overgewaaid. Nee, dan de uitvoering op drie geluidsdragers door het Schotse ensemble de Dunedin Consort & Players. Wat een, vergeef me het woordgebruik, waanzinnig mooie uitvoering! Onder leiding van John Butt brengen de Schotten een Mattheus in een waarlijk enkelvoudige vocale bezetting. Bovendien stralen ze ook nog uit, dat ze weten waar het lijdensverhaal inhoudelijk over gaat. Wat de kleinschaligheid betreft doen ze recht aan de woorden die Dr. Gerardus van der Leeuw al meer dan zeventig jaar geleden aan het papier toevertrouwde: ‘Anders dan in de werken van Händel, die voor grote koren en sterk bezette, hoewel anders dan tegenwoordig samengestelde orkesten schreef, is de structuur van Bachs werk onlosmakelijk gebonden aan de structuur van zijn vocaal en instrumentaal koor. Verandert men dit, dan doet men die structuur geweld aan. Het moderne orkest, met zijn talrijke strijkers en kleine houtbezetting, kan de partituur van de Matthaeuspassion eenvoudig niet spelen, zoals die klinken moet. De geweldige koren, waarover wij dank zij het zangverenigingswezen beschikken, drukken de orkestpartituur helemaal dood, in ieder geval verpletteren zij het fijne weefsel van de orkeststemmen.’ (Dr. G. van der Leeuw, Bach’s Matthaeuspassion, Uitgeversmaatschappij Holland, 1937).
Van der Leeuw trad in juni 1945 toe tot het kabinet-Schermerhorn. Daar bekleedde hij de post van minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Is het niet frappant dat zijn huidige opvolger, Dr. Ronald Plasterk, als lid van de ruim 130 leden tellende Koninklijke Christelijke Oratoriumvereniging Excelsior een bijdrage levert aan een jaarlijkse Mattheus-uitvoering (Concertgebouw, Amsterdam) die qua bezetting op basis van steekhoudende argumenten door Van der Leeuw zeventig jaar geleden al werd bestreden? Via de website van de koninklijke zangvereniging kan ter beoordeling iets beluisterd worden van een uitvoering die in 2006 plaatsvond.
Bladvulling
In de voorbije dagen las ik de bladvulling in kranten als NRC Handelsblad en Trouw over het herstel van de uitvoeringspraktijk inzake de Mattheuspassie. De ‘Slijpsteen voor de geest’ van vrijdag 14 maart kopt: ‘Het mag weer: drie symfonieorkesten spelen dit jaar Bachs Matthäus Passion onder leiding van een ‘gewone’, niet in oude muziek gespecialiseerde dirigent. “Bach was ontvoerd door de pioniers van de authentieke uitvoeringspraktijk. Nu zijn wij er weer.” (Colin Davis geciteerd)’
‘Misschien wel de beste krant van Nederland’ komt met Yannick Nézet-Séguin op de proppen. Deze jonge Canadees volgt in het komende najaar Valery Gergiev op als dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Hij doet deze week alvast de Mattheuspassie met het Rotterdamse symfonieorkest. In zijn thuisland deed hij de passiewerken van Bach authentiek en in het klein. Nu schaart hij zich in de rij van collegae die zijn blijven steken in het publiekelijk wegzetten van musici als Leonhardt, Harnoncourt en Kuijken. Nézet-Séguin: ‘Het was heel rigide, dogmatisch bijna. Maar dat moesten die pioniers wel zijn; ze moesten overdrijven om hun punt te maken.’ Alsof er in de afgelopen ruim veertig jaar niets is bijgeleerd!
In dezelfde krant komt vandaag Bachkenner en musicoloog Frans Jansen aan het woord. Hij wordt door Anne Havik aan de tand gevoeld over de Mattheuspassie-traditie in Nederland. Het stuk stelt inhoudelijk erg weinig voor. Het zijn vooral de voorkomende fouten die om attentie vragen. Zo wordt consequent de naam van Nikolaus Harnoncourt verbasterd tot ‘Hanoncourt’. En de eerste uitvoering van Bachs Mattheuspassion in Amsterdam onder leiding van Willem Mengelberg zou hebben plaatsgevonden in 1888. Mengelberg als wonderkind op de bok van het Concertgebouw! Een beetje slordig dus, het was de 9e april van het jaar 1899 dat in het Amsterdamse Concertgebouw Mengelbergs bewerking van de Mattheuspassie voor het eerst weerklonk.
Na vandaag is in Nederland alles weer volbracht. Bij 99.9% van de liefhebbers gaat de Mattheus weer voor een jaar de kast in. Als het hoogzomer is wil ik nog wel eens luisteren naar het ‘Erbarme dich, mein Gott‘…
En dan nog het zuur van Haitink…
Dacht ik dat alles volbracht was, doet op Sabbato Sancto NRC-muziekredacteur Kasper Jansen nog een duit in het zakje. Zijn deftige courant opent er zelfs mee. Op kosten van de baas woonde Jansen op Goede Vrijdag in het Amerikaanse Boston een door maestro Bernard Haitink gedirigeerde Mattheus bij. De éminence gris van het Nederlandse recensentendom tekent sikkeneurig in zijn verhaal op: ‘Bernard Haitink kwam er bij de Matthäus in het Matthäus-land Nederland nooit aan te pas. Eerst was hij te jong en onervaren. Later, toen Bach moest worden uitgevoerd op de ‘authentieke’ wijze, zoals in de tijd van de componist, was Haitinks stijl niet trendy genoeg, te conventioneel en ouderwets.’
Jansen kan het ‘onrecht’ dat Haitink is aangedaan nauwelijks verhullen. De aanhalingstekens waartussen het bijvoegelijk naamwoord authentieke is geplaatst, verraden bovendien de weerzin tegen die stroming. Haitink heeft het in Boston volgens Jansen daarentegen wel gedaan met twee kleine orkestjes. Zo bezien zou de Mattheus van Haitink lijken op de authentieke uitvoeringspraktijk. Los van het feit de musici van het Boston Symphony Orchestra het met moderne instrumenten doen, valt uit de uitgebreide lofzang – die ook als litanie kan worden gelezen – van Jansen op te maken dat daar in de verste verte geen sprake van kan zijn geweest. Dit wordt het best geïllustreerd door de regel in zijn verhaal: ‘Soms is er een echo van Mengelberg, in het massale ‘Barrabam!’ en ‘Ich bin Gottes Sohn‘ , om van de bijgeplaatste foto nog maar te zwijgen.
Verstaat u me goed, ik heb niets tegen een massale, bombastische uitvoering van Bachs Mattheuspassie. Het is mijn kopje thee niet, maar in deze sta ik een autonoom gedachtegoed voor. Wat me echter stoort, is het steeds maar weer het afzei… van een uitvoeringspraktijk die in de geest staat van de componist zelf.
Klikt u voor het hele NRC-verhaal op bovenstaande voorpagina.
Een kleine vergelijkende impressie: