Veel liefhebbers van klassieke muziek nemen wekelijks een duik in de culturele bijlage van hun dag- of weekblad op zoek naar deskundige besprekingen van nieuw uitgebrachte klassieke cd’s. Dat is met recht een zoektocht, want in tegenstelling tot enkele jaren geleden is het aandeel besproken klassieke cd’s in veel van die bijlagen afgenomen tot slechts een enkele. Naast deze bronnen kan de consument zijn licht opsteken bij de diverse muziektijdschriften. In die bladen schrijven ‘gerenommeerde’ recensenten hun commentaren.
Aan het oordeel van de muziekrecensent wordt zwaar gewicht toegekend. Hij is immers de onderzoekende journalist, meestentijds behept met een musicologische achtergrond, die in volstrekte onafhankelijkheid een selectie maakt uit het nog immer grote aanbod klassieke cd’s, om daar vervolgens zijn deskundige licht over te laten schijnen. Was dat maar waar. De invloed van met name grote cd-producenten en -distributeurs is zo groot geworden, dat zij in feite bepalen dát en hóé er over hun producten wordt geschreven. De meeste klassieke muziekrecensenten verdienen hun boterham of een centje bij door bijdragen te leveren aan muziekbladen als ‘Luister’ en het muziekblad van de verenigde Klassieke Zaken.
De journalistieke waarde van het om de twee maanden in een oplage van 60.000 stuks verschijnende ‘magazine’ voor klassieke muziek ‘Klassieke Zaken’, dat wordt verspreid via het eigen dealernetwerk, kan worden afgedaan met twee woorden: nul en generlei. Het gratis verstrekte orgaan in kwestie onderscheidt zich feitelijk in niets van het voordeelmagazine van de Drogisterij-keten ‘Het Kruidvat’. ‘Klassieke Zaken’ bestaat dan ook bij de gratie van de cd-producenten en – distributeurs. Elke letter in het blaadje wordt door hen in de vorm van advertenties en copykosten gesponsord. Recensenten krijgen voorts de opdracht de aangeleverde cd’s zo te bespreken, dat de liefhebber wordt geprikkeld het besproken item toe te voegen aan zijn of haar cd-collectie.
Het muziektijdschrift ‘Luister’ is echter een ander verhaal. Dit maandblad uit de stal van uitgeverij Scala kent een oplage van 14.000 stuks en hoopt dit jaar zijn gouden jubileum te vieren. Het tijdschrift prijst zich aan vanwege zijn onafhankelijke recensies, beschouwingen en interviews. Het ziet zichzelf dan ook als een ‘onmisbaar instrument voor de serieuze klassieke muziekliefhebber, die zijn of haar beleving van klassieke muziek extra gevoed ziet door gerenommeerde muziekexperts, die informatie en inzicht geven welke bij de aanschaf van klassieke cd-uitgaven van grote waarde kan zijn’. Kortom, de ‘kritische klassieke muziekliefhebber’ leest ‘Luister’.
De vraag is evenwel hoelang genoemde liefhebber nog kan varen op het onafhankelijke Luisterkompas. Het geval wil namelijk dat binnen de burelen van Luister inmiddels een ware paleisrevolutie aan de gang is. Tijdens het Paasreces moest hoofdredacteur Onno Schoonderwoerd via derden vernemen dat hij zijn positie kwijt was en sterker nog: dat zijn opvolger al in de startblokken stond: Guido van Oorschot, tot dan toe Schoonderwoerds ‘collega’ van ‘Klassieke Zaken’ . Het laat zich raden dat de opwinding bij de medewerkers van ‘Luister’ enorm was, temeer ook daar de centrale redactie adviesraad in het besluit van de uitgever van het tijdschrift niet was gekend en dat alle betrokkenen het gewraakte nieuws pal na Pasen via de straat moesten vernemen.
Omtrent het hoe en waarom van deze ontwikkeling is het zinnig even in de recente geschiedenis van het nu bijna vijftig jaar oude blad te duiken. De moeilijkheden begonnen feitelijk al vijf à zes jaar geleden met het vertrek van de toenmalige hoofdredacteur, Paul Korenhof. Terwijl dit vertrek speelde en ‘Luister’ nog door Wegener werd uitgegeven, kwam Jan Vredenburg in het verhaal. Die werd belast met de advertentie-acquisitie, maar ging zich al spoedig ook met de inhoud van het tijdschrift bemoeien. In verband met de opvolging van Korenhof was intussen een redactie adviesraad bezig een profielschets te ontwikkelen voor de nieuw te benoemen hoofdredacteur. Een poging van Jan Vredenburg ene Guido van Oorschot naar voren te schuiven, strandde in het verzet van eerdergenoemde redactie adviesraad; hij werd te licht bevonden. De adviesraad werd vervolgens geheel buiten spel gezet, want terwijl men daar nog volop in gesprek was over de opvolging van Korenhof, maakte Wegener de benoeming bekend van Ronald Vermeulen tot nieuwe hoofdredacteur van ‘Luister’.
Na amper twee jaar nam Vermeulen afscheid van ‘Luister’ om als artistiek directeur naar het Rotterdams Filharmonisch Orkest te vertrekken. De hoofdredactie van het muziekblad, toen onderdeel van het Hilversumse Silverminds, kwam in handen van een ‘driemanschap’, bestaande uit Marjolein van Rotterdam, Agnes van der Horst en Onno Schoonderwoerd. Omdat hier het nadeel van ‘teveel kapiteins op een schip’ zich in de praktijk bewees, kwam het hoofdredacteurschap in handen van Schoonderwoerd.
De affaire zoals die zich thans voltrekt, doet in alles denken aan die van zes jaar geleden.
Net als toen wordt een functionerende adviesraad voor schut gezet en om de tuin geleid. Hoofdrolspelers nu zijn de huidige uitgever van ‘Luister’, Mik Fetvaciyan en de advertentie-acquisiteur Jan Vredenburg.
Het moge duidelijk zijn dat de malaise welke de huidige klassieke cd-markt typeert ook zijn gevolgen heeft voor een blad als ‘Luister’, waarbij men slechts hoeft te denken aan de advertentie-opbrengsten. Cd-producenten en -distributeurs kunnen hun promotiebudgetten niet eindeloos blijven aanspreken, zodat het ‘voor-wat-hoor-wat’ principe zich steeds nadrukkelijker doet gelden. Vandaar het grote belang dat men ook bij ‘Luister’ hecht aan een in de eerste plaats commerciële instelling van de hoofdredacteur. Het is een tot op dit ogenblik goed bewaard geheim dat Schoonderwoerd al enige tijd geleden onder curatele werd gesteld. Op gezette tijden vinden gesprekken plaats tussen ‘Luister’ en de grote cd-producenten en -distributeurs. Zaken als ‘Wat staat er voor de komende periode op stapel’ en ‘Welke artiesten zijn voor interviews beschikbaar’ staan tijdens deze gesprekken centraal. Het is in hoge mate tekenend voor de recente situatie bij ‘Luister’ dat advertentieman Vredenburg bij die besprekingen steevast aanwezig was in de door hemzelf aangemeten functie van ‘platenredacteur’.
Resumerend en concluderend: Nu Vredenburg eindelijk zijn zin heeft door met Guido van Oorschot de juiste man op de juiste plaats te hebben gevonden staat hem hoegenaamd niets meer in de weg zijn ideale muziekmagazine samen te stellen. Een blad dat bol staat van de wervende recensies en vooral rijkelijk is voorzien van advertenties. Het moge duidelijk zijn dat met name de grote platenmaatschappijen de huidige ontwikkelingen met een welwillende blik overzien.
De zoektocht van de liefhebbers naar inhoudelijk gefundeerde meningen over klassieke cd’s van de werkelijk onafhankelijke en toegewijde muziekjournalist zal ondertussen steeds moeilijker worden.