Hoofdredacteur Guido van Oorschot van het tijdschrift voor klassieke muziek Luister laat er in het maartnummer van 2003 geen twijfel over bestaan. In een redactioneel voorwoord laat hij weten, dat in een cd-wereld die kampt met zwaar weer zijn blad het roer recht houdt. Zo is besloten ‘niet langer structureel aandacht te schenken aan jazz en volksmuziek’. Onderwijl kopt de omslag van Luister ‘Jan Rot frist Schubert op’.
Jan Rot geniet bekendheid als vertolker van het Nederlandse lied. Hij staat ook te boek als tekstschrijver en dichter. Luister biedt hem een platform van drie pagina’s. Daar mag hij de lezer bekend maken met zijn opvatting dat klassieke zang eigenlijk vreselijk is. Rot ergert zich aan de uitvoeringen die hij kent van Franz Schuberts liederencyclus ‘Winterreise’.
Bij elke versie komt hij niet verder dan het vierde of vijfde lied. Wie het ook zingt, het wordt niet goed gedaan. Het zijn steeds de nieuwe kleren van de keizer. Ook Dietrich Fischer-Dieskau kan hem niet bekoren. Diens interpretatie linkt Rot aan een soort rederijkerstoneel. Het doet hem allemaal teveel denken aan de hondenbezitter die zijn poedeltje precies volgens de regels knipt. Zo bespottelijk wordt er gezongen. Ook in de Volkskrant van 27 februari 2003 mag Jan Rot zijn zegje doen. “Wat ik gek vind, op het conservatorium zijn ze eindeloos bezig met tekstinterpretatie en van zo’n Fischer-Dieskau moet je heel precies weten wat er allemaal staat, maar je verstaat er geen hol van. Echt helemaal niets. Dus waar gaat het dan over?”
Fischer-Dieskau heeft de Winterreise een aantal malen op geluidsdrager vastgelegd. Ter verificatie nog maar eens geluisterd naar die van 1955. De liedzanger wordt daar fenomenaal begeleid door Gerald Moore. Oké, het mag misschien wat gedateerd klinken, maar wat een muzikaliteit, stembeheersing en verstaanbaarheid.
Jan Rot in Luister: “Ik wilde van die Anton Pieck-plaatjes af. Wil je het nu dezelfde impact geven als het toen had, dan moet je dat romantische beeld van de zwervende vreemdeling met zijn lange zwarte jas en zwarte hoed vergeten. Ik stelde me een jongen in een bomberjack voor.” Zo sloeg hij aan het vertalen van Wilhelm Müllers poëzie en vond hij de bariton Maarten Koningsberger bereid zijn ‘hertalingen’ op cd te zetten. Het resultaat ligt sinds kort bij het Kruidvat.
Volkskrant-journaliste Pay-Uun Hiu schrijft: “De melodie is bekend en de bariton van Maarten Koningsberger klinkt vertrouwd. Wie Schuberts Winterreise kent, zingt het onwillekeurig mee. ‘Fremd bin ich eingezogen/ Fremd zieh’ ich wieder aus.’ Maar dan komt pas de echte schok van herkenning. Wat Koningsberger zingt is helemaal niet ‘fremd’. Hij zingt puur Nederlands en de woorden zijn bijna akelig direct. […] En dat voor 3 euro 59 bij de scheerzeep en de tandpasta.”
Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Even later reken ik de ‘hertaling’ van Schuberts Winterreise af bij een caissière van de drogist. Het cd-boekje oogt als dat van de versie welke tenor Christoph Prégardien met fortepianist Andreas Staier in 1995 op cd vastlegde. Als even later het Rot-product via Maarten Koningsberger en zijn begeleider, de pianist Roger Braun, doordringt tot mijn bewustzijn besef ik dat dat de enige overeenkomst is. Komt Jan Rot bij het beluisteren van de Winterreise niet verder dan lied vijf, bij het aanhoren van zíjn Winterreis moet ik afhaken bij lied vier. Met een gestaag groeiende afkeer heb ik Maarten Koningsberger dan juist de tekst ‘Mijn hart is doodgevroren / Haar beeld verstijfd in ijs / Wordt ooit mijn hart herboren / Smelt ook mijn beeldbewijs’ horen uitkramen.
Op het Nederlandse Tatlin-label verschijnt binnenkort Maarten Koningsbergers ‘onhertaalde’ visie op de bewuste liederencyclus van Franz Schubert. Na de schokkende ervaring van zijn Nederlandse reis ben ik daar op voorhand niet nieuwsgierig naar.
Ondertussen draagt de aandacht die de media schenken aan Rots ‘Winterreise in bomberjack’ bij tot het debiliseren van de klassieke muziek. Wat dat betreft blijkt Jan Rot nog heel wat in petto te hebben, een elfenkoning, forel en ook een aanpak van de Mattheus Passie van Johann Sebastian Bach blijft ons niet bespaard. De Volkskrant: “Geweldig werk, dat hertalen. En de muziek is beter dan die van de liedjes die hij zelf componeert, zegt Rot er eerlijk bij. Op een goed moment zal hij er wel klaar mee zijn, maar hij heeft nog wat projecten. Der Erlkönig met de elfenkoning als pedofiele oom Harry, of Die Forelle met een kat bij het aquarium. Maar het pièce de resistance wordt de Matthäus Passion, want dat is pas een slechte tekst, zeg. Dat lijdensverhaal is mooi, maar al die non-informatie over de zonen van Zebedeus. En het is ook erg onhandig dat de moeder van Jezus Maria heet en een van de belangrijkste vrouwen in zijn leven heet ook Maria, met Magdalena erachter. Dan heet zijn moeder ”de andere Maria”. Dat is toch geen liedtekst, jongens.”
Voor de Christus-partij ziet Rot in zijn Mattheus een rol weggelegd voor Rob de Nijs…
Vervolg
Jan Rot stuurde, nadat hij kennis had genomen van bovenstaande visie op zijn Winterreis, mij de volgende boodschap: “U luistert niet. Jammer. Maar komt in uw kringen bijzonder veel voor.”
Een dag later kwam er weer bericht van Rot. Het woord debilisering had hem wakker gehouden. Hij zegt niet tegen onrecht te kunnen. Dat zullen we doorgeven aan de heer Fischer-Diskau en zijn collegae. Daarenboven kreeg ik nog onder mijn neus gewreven dat “de mevrouw van de NRC was afgestudeerd op de Winterreis, de kunstredactrice van de Volkskrant ziet het als haar lievelingsstuk en zij kent de Duitse versie uit haar hoofd” [sic]. Ja, dat verandert de zaak natuurlijk…
Inmiddels mag Jan Rot zich ook verheugen in het feit dat de éminence grise van het Nederlandse recensentendom zich aan zijn zijde heeft geschaard. De aan NRC Handelsblad verbonden heer Kasper Jansen kan zijn prestatie moeiteloos prijzen. In de NRC van 8 maart 2003 omschrijft Jansen Rots arbeid ‘als een doorbraak in de Hollandse uitvoeringsgeschiedenis van dit elitaire topkunstrepertoire’. Ter illustratie nog een ‘hertaald’ stukje proza uit de koker van Jan Rot: ‘De vogelzangkampioenen / Verzamelen zich in de wei / De spotvogel doet kalkoenen / De wielewaal jodelt joechei.’ (Vrij naar Frühlingstraum)
Wordt het geen tijd dat de hoofdredactie van de krant voor intellectueel Nederland zich beraadt op de positie van een medewerker, die de producent van dit soort miez’rige misère aanprijst als ‘de beste tekstschrijver’ onder de ‘ervaringsdeskundigen van het liefdesleed’?