Er vallen regelmatig annonces in mijn brievenbus met verwijzingen naar concerten. Soms gaat zo’n aankondiging vergezeld van een vrijkaartje. Meestal moet ik net als andere belangstellenden een toegangskaartje kopen. Tijdsgebrek en overwegingen van artistieke aard staan mij niet toe op alle uitnodigingen in te gaan. Sommige concerten wíl ik echter niet missen. Dan wordt desnoods de agenda opengebroken. Zo bezoek ik zaterdagavond 10 mei 2003 in de Statenzaal aan het Hof te Dordrecht een pianorecital. De Statenzaal ligt opgesloten in de historische kern van de Dordtse binnenstad. Een uitgelezen locatie voor de fortepianiste Chie Hirai om haar kunsten te vertonen.
Ruim voor aanvang van het concert betaal ik voor het entreebewijs de gevraagde elf euro en verwen ik mijzelf met een blik op de omgeving. Chie Hirai vertolkt haar programma Pianists in Vienna & London briljant op een van de historische instrumenten van haar vroegere leermeester Stanley Hoogland. Met mij zijn ongeveer dertien andere belangstellenden onder meer getuige van de verpletterende schoonheid die zij weet te leggen in de Stormsonate van Van Beethoven. Een deel van de pauze moet ik gebruiken om buiten, in de authentieke rust die het Hof biedt, op adem te komen.
Er is één klein storend element. Het pianobankje. Dat kraakt af en toe hinderlijk uit de maat. De daar op aangesproken pianostemmer vertelt dat dit verschijnsel typisch hoort bij het bankje van Stanley. Omdat de Statenzaal beschikt over een eigen kraakvrije pianobank ligt een ruil voor de hand. Bij aanvang van tweede deel neemt Chie Hirai, alsof er niets is veranderd, plaats op de statenpianobank om vervolgens storingsvrij Clementi, Dussek en Haydn voor het voetlicht te brengen. Het is een prachtige avond die mij nog dagen heugt.
Een week later maak ik op zondagmiddag gebruik van een toegangskaartje dat ik gratis kreeg toegespeeld. Aanvankelijk nam ik mij voor niet in te gaan op de uitnodiging. De musicus in kwestie prijkt namelijk niet op mijn lijstje met favorieten. Later kom ik tot inkeer en onder het motto ‘je-moet-het-een-keer-live-hebben-meegemaakt-om-een-oordeel-te-kunnen-vellen’ neem ik plaats in een uitverkochte grote zaal van het Concertgebouw te Amsterdam. Op het speelvlak pronken twee vleugels. Beide afkomstig uit de Duitse Bechsteinfabriek. De ene gebouwd in 1862, ze zeggen dat Franz Liszt daar ooit op speelde, de andere in 2003. Die Bechtstein blijkt speciaal vervaardigd voor Wibi Soerjadi, de pianist van die middag. Nog kort voor aanvang van het concert is een toneelmeester druk in de weer met de pianobank. Gewapend met een rolmaat stelt hij de precieze plek vast waar de pianobank moet komen te staan. De man voert zijn taak gewetensvol uit. Hij kijkt, meet, schuift, kijkt weer, meet weer en stelt uiteindelijk tevreden vast dat het bankje op de juiste plek staat.
Het wachten is nu op Wibi. Hij zal vanmiddag vreemd gaan op twee Bechsteins. Onder luid applaus daalt Nederlands bekendste pianist de lange trap af. De nieuwe Bechstein krijgt een bemoedigend klopje op de deksel. Wibi neemt na uitvoerig in alle richtingen te hebben gebogen het zorgvuldig geplaatste pianobankje in gebruik. En dan gebeurt het. De handen van Wibi zakken naar beneden. Zoeken een weg naar de zijkanten van het bankje. Het wordt verschoven! Iets naar links, iets naar achter, dan weer iets naar voren. Al het werk van de toneelmeester in enkele bewegingen teniet gedaan. Ik stel me het verdriet van de man voor. Gebroken zit hij in de catacomben van het Concertgebouw. Een collega legt opbeurend een hand op zijn schouder: “Kop op man, je zat er maar twee centimeter naast. Volgende keer beter.”
Tijdens Wibi’s concert dwalen mijn gedachten regelmatig af naar Dordt. Het verlangen naar Chie Hirai en Stanleys krakende bankje groeit. Mijn hoogtepunt van het concert in Amsterdam vind ik in de klank van een oeroude Bechstein.
Scheiding
Aan een ieder die het horen wil vertelt Wibi Soerjadi dat hij heeft gebroken met de platenmaatschappij Decca. Dat moet natuurlijk die andere Universal Classics-tak Philips Classics zijn, maar het laat onverlet dat er sprake is van een breuk. Deze keer geen scheiding wegens recessie. Neen, de ex-vrouw van Wibi, Marion, blijkt een affaire te hebben (gehad?) met een van de topmannen van Decca, de maatschappij die ook de violiste Janine Jansen in portefeuille heeft.
Soerjadi is inmiddels gestart met een eigen cd-bedrijfje. Dat heeft hij, net als Ton Koopman eerder deed, ondergebracht bij het Nederlandse Challenge Classics. Voor de fans van Wibi staat er een aantal spannende zaken op stapel. Eerst komt er een SACD van Wibi met ‘breed en makkelijk repertoire voor iedereen’.
In het Algemeen Dagblad (19/5/’03) zegt Soerjadi, die ook een groot liefhebber is van Disney-cartoons en memorabilia: “Ik wil hierna ook een Disney-cd maken. Louis Armstrong heeft ook zo’n plaat gemaakt. Met muziek uit Disney films. Bijvoorbeeld die prachtige melodie uit Sneeuwwitje, Some Day my Prince Will Come. Dat is toch prachtige muziek? Die kan ik dan bewerken, zoals Franz Liszt dat in de negentiende eeuw deed met operamuziek.”
Of hij dan ook afscheid heeft genomen van zijn geliefde Bösi? Daar is de pianist nog niet uit. Soerjadi: ‘Maar ik wil geen uithangbord van Bechstein zijn.”
Gelet op de geschiedenis van de Duitse pianofabriek kan ik me bij dit laatste wel iets bij voorstellen. Het valt echter te betwijfelen of Wibi Soerjadi op de hoogte is van de zwarte bladzijden die de historie van de Bechstein-dynastie telt. De meer dan nauwe banden die het directielid Helene Bechstein, schoondochter van de oprichter van de Bechsteinfabriek, onderhield met Adolf Hitler zorgden er voor dat de productielijn van de Bechsteins wegens denazificatie een gapend gat vertoont tussen 1945 en 1950.