Kamerleden komen om in het werk… uh… muziek

In oktober 2002 dient het D66 Tweede-Kamerlid Boris Dittrich samen met zijn GroenLinks collega Femke Halsema een wetsvoorstel in om te komen tot wijziging van de Mededinginswet. Dit om te regelen dat de verkoopprijs van boeken voortaan voor de duur van twee jaar wordt vastgelegd. Zo kunnen boekhandelaren die een brede keuze aan boeken in hun winkel aanbieden worden beloond voor hun inspanningen. Als ik Dittrich het wetsvoorstel hoor toelichten via Radio 1 en er over lees in de gedrukte media, kan ik het als betrokken handelaar in klassieke compact discs niet laten te reageren. In een e-mail leg ik hem de vraag voor, waarom er in deze een onderscheid gemaakt wordt tussen boeken en geluidsdragers. Een door hem aangedragen voorbeeld over de supermarkt waar een boek maar naast de kassa gelegd hoeft te worden om het te kunnen slijten, geldt immers óók voor een cd. Ik doe hem de suggestie aan de hand om in de Mededingingswet eenzelfde bepaling aangaande compact discs op te nemen. Van de gelegenheid gebruikmakend vraag ik Dittrich gelijk even naar zijn opinie over het hoge BTW-tarief van negentien procent dat voor cd’s geldt, terwijl boeken met slechts zes procent toegevoegde belasting weten weg te komen.

Wat dat laatste betreft vind ik de volksvertegenwoordiger aan mijn zijde. Hij is met mij van mening dat er in dit geval geen doorslaggevende grond is om muziek anders te beoordelen dan literatuur/lectuur. Deze kwestie belooft hij voor te leggen aan zijn collega Francine Giskes, die voor D66 belastingkwesties in haar portefeuille heeft.

Inzake de vaste boekenprijs laat het Tweede-Kamerlid weten dat die in zijn voorstel alleen geldt voor Nederlandstalige en Friese boeken. Zo kunnen deze taalgebieden worden beschermd, alsook de keten die dergelijke boeken voortbrengt. Volgens Dittrich kan zo’n criterium moeilijk losgelaten worden op cd’s, maar hij wil er graag zijn gedachten over laten gaan als hem een sluitend criterium wordt aangedragen dat het tegendeel bewijst. Daarover denk ik te beschikken. Als maatstaf reik ik hem aan het bestaan van Nederlandse en Friese componisten en musici. Over het aanpassen van het BTW-tarief op geluidsdragers laat ik hem weten dat ik geen hoog gespannen verwachtingen koester. De brancheorganisatie voor geluidsdragers (NVGD) voert immers al vele jaren zonder positief resultaat actie tegen dit hoge tarief. Dat zij geen gehoor vindt in politiek Den Haag is jammer, want een prijsverlaging dat een BTW-tarief van zes procent met zich mee zou brengen, zou een positieve bijdrage kunnen leveren in de immer durende discussie over de hoogte van cd-prijzen in ons land. Desondanks blijf ik natuurlijk nieuwsgierig naar het standpunt van Francine Giskes.

We schrijven inmiddels februari 2003. Van Boris Dittrich noch van Francine Giskes kwam er een signaal richting Baarn. Daar kan ik begrip voor opbrengen. In politiek Den Haag heeft zich in de voorbije maanden het een en ander voorgedaan dat belangrijker is dan de kwesties waar ik over rep. Bovendien beschikken de betreffende kamerleden sowieso over een zeer drukke agenda. Ik neem tenminste aan dat zij als leden van de D66-Kamerfractie hun tijd niet verdoen aan het buitensporig veel downloaden van muziek van het internet. Het ophalen van MP3-bestanden door volksvertegenwoordigers en hun medewerkers, zo lees ik onlangs in een persbericht, heeft zulke vormen aangenomen dat het parlementair computernetwerk op momenten verstopt raakt. Dat laatste maakt overigens duidelijk waarom de strijd voor een vaste cd-prijs en een laag BTW-tarief bij voorbaat als gestreden moet worden beschouwd. Zelfs al zouden Dittrich en Giskes zich in willen zetten voor beide zaken, voor de meerderheid van hun collegae is het gemeen goed muziek te pikken van het net en van hen valt weinig heil te verwachten.