Laat ik beginnen met te bekennen dat Koninginnedag niet mijn feestje is. Sinds mijn kinderjaren heb ik er niets meer mee. In de stad Utrecht verzeilde ik jaren geleden op een van de eerste vrijmarkten die daar gehouden werd. Het fenomeen was uit Amsterdam komen overwaaien en verkeerde toen nog in de kinderschoenen. Wat ik me er nog van herinner, is vooral de enorme hoeveelheid mensen die daar al etend en drinkend op de been was. Schuifelen over de Oude Gracht in een beklemmende greep van de massa. Ik kreeg het er benauwd van en haakte voorgoed af.
Later, toen mijn kinderen ontdekten hoe ze geld konden slaan uit de nationale feestdag, spreidde ik een kleedje voor ze uit over de straatstenen voor mijn winkel in de Baarnse Laanstraat. In een gemoedelijke sfeer konden ze zo uit de gratie geraakt speelgoed en ander afgedankt spul voor een habbekrats laten verwisselen van eigenaar. Als aan het eind van de ochtend – dan was er meestal wel genoeg voor ze verhandeld – de winstrekening kon worden opgemaakt, voelden mijn kinderen zich de koning te rijk.
In de loop van de jaren is ook in Baarn de vrijmarkt van karakter veranderd. Van de gemoedelijkheid van weleer valt weinig meer te bespeuren. Daar waar de jeugd al dagen van te voren met stoepkrijt hun plekjes ‘bezetten’, plaatsen nu nietsontziende verhuurders voor dag en dauw hun marktkramen op bekrijte straatstenen en zijn het professionele zzp-ers-voor-een-dag die de mooiste plekjes van de centrumstraten voor zich opeisen. Zo is Koninginnedag verworden tot een rommelbraderie voor volwassenen en ben ik blij dat het spreiden van kleedjes voor mij tot het verleden behoort.