Ooit maakte ik mij schuldig aan een doodzonde. In Vrij Nederland (Brandende Kwesties, dec. ’99) beschuldigde ik de Nederlandse muziekrecensenten van luiheid. Aanleiding vormde een door platenmaatschappij Decca op de markt gezette cd vol met als wereldpremières aangemerkte aria’s van Antonio Vivaldi, vertolkt door de Italiaanse mezzosopraan Cecilia Bartoli. Op mijn verwijt aan het adres van het Nederlandse recensentendom, dat zij zich slechts bezig houdt met het klakkeloos overschrijven van door de platenmaatschappijen voorgewarmde prakken, reageerde NRC Handelsblads muziekredacteur Kasper Jansen middels een aan VN gericht ingezonden schrijven. Hij bevestigde als het ware zijn eigen door mij aan de kaak gestelde rol, want in zijn reactie kwamen opmerkingen voor als ‘Cecilia Bartoli zegt het zelf…’ en over het publiciteitsmateriaal van de platenmaatschappijen merkte hij op dat zijn krant dat niet ‘over’ schrijft, maar ‘op’. Verder verweet hij mij dat ik ‘tegenover de beargumenteerde recensie zelf geen enkele argumentatie’ stelde. Toen ik de heer Jansen er in een persoonlijk aan hem gericht schrijven fijntjes op wees, dat ik mij in de onderhavige VN-bijdrage nadrukkelijk niet als muziekrecensent had gedragen, maar dat ik graag van de gelegenheid gebruik wilde maken mijn inhoudelijke mening over het Bartoli-product kenbaar te maken in de kolommen van zijn krant, reageerde hij als door een wesp gestoken. Met mijn aanbod bewoog ik mij ‘gevaarlijk ver in een verkeerde richting’. En, zo uitte hij zijn dreigement, wanneer zijn ingezonden brief niet was afgedrukt, hij zou de hoofdredacteur van NRC Handelsblad hebben gevraagd mij voor de rechter te dagen wegens smaad en het aantasten van de eer en goede naam van de muziekredactie van zijn krant!
Het is alsof de geschiedenis zich dezer dagen herhaalt. Wederom beheerst Decca de markt met een cd van diva Bartoli. Deze keer heeft zij zich geworpen op niet eerder opgenomen aria’s van Christoph Willibald von Gluck. En opnieuw komt het grootste deel van de muziekpers superlatieven te kort om het wonder-Bartoli te beschrijven. Het koperspubliek spoedt zich naar de cd-winkels om, aangespoord door de enthousiasmerende verhalen van de ‘vakpers’ en een misleidende tv-commercial, waarin beelden worden getoond van groene grazige weiden terwijl een zalvende stem het evangelie van Bartoli verkondigt, het wonder zelf in huis te halen. De verleiding is groot mijn beschuldigingen van destijds te herhalen. Voorbeelden genoeg er een smeuïg verhaal van te maken. Wijs geworden door ervaring weet ik echter dat een gevecht tegen de bierkaai gemakkelijker te winnen is. Neen, ik bombardeer mijzelf tot eenmalig muziekrecensent! En, u raadt het al, ik ga het hebben over Bartoli’s Gluck.
Eerst iets over de opname. Die is ronduit slecht. Scherpe strijkers, blaffende trompetten, heeft allemaal met de microfoonopstelling te maken. Bij het vastleggen van Bartoli’s stem moeten de opnametechnici wél een hoogstandje hebben verricht; het lijkt er warempel op dat ze er in geslaagd zijn een microfoon aan de huig van Bartoli te hebben opgehangen. Gewoonlijk ben ik erg op directheid gesteld, maar hier is een doel voorbij gestreefd. Nu de uitvoering. Bartoli wordt terzijde gestaan door een goed barokorkest, daar geen misverstand over. De Akademie für alte Musik Berlin heeft in het verleden, bijvoorbeeld onder leiding van de Belg René Jacobs, haar bestaansrecht ruimschoots bewezen. In deze productie wordt de bezielende hand van een goed dirigent echter node gemist. Ongelijke inzetten, zichzelf in snelle passages voorbijlopend, het doet allemaal nogal rommelig aan. Bartoli zelf valt met de deur in huis met de aria Tremo fra’dubbi miei uit de opera La clemenza di Tito. Huivert Vitellia hier temidden van haar onzekerheden, voor mij staat buiten kijf dat Bartoli wederom de plank volledig misslaat. Zij laat alle verworvenheden uit het belcanto los op de in de barok gewortelde Gluck. Dat zij mijn oren daarmee kwelt is nog tot daar aan toe, maar wat te denken van de componist die zich in zijn graf moet omdraaien? De gemiddelde luisteraar zal, gevoed door de loftuitingen van mijn tijdelijke collega’s over de onbegrensde mogelijkheden van Bartoli’s mezzo, in eerste instantie wellicht onder de indruk raken van de hier tentoongespreide vocale acrobatiek, maar bij herhaald luisteren zal hij ras tot de conclusie komen dat overdrijven hier tot kunst verheven is.
Laatst had ik in mijn winkel bijna slaande ruzie met iemand die ik confronteerde met mijn mening over het geluk van Bartoli en cd-producent Decca, overigens niet nadat mij uitdrukkelijk om die opinie was gevraagd. Ook mijn hier geuite oordeel zal velen boos stemmen. Het bewijst dat negatieve uitlatingen over de nieuwe goden van onze tijd bijkans gezien worden als majesteitsschennis, met dien verstande dat het nog net niet strafbaar is.