Over ‘Ein Weihnachtsoratorium’ van Graupner in Roeselare

Het is zondagochtend 19 december. Buiten doet zich een week te vroeg een sprookjesachtig schouwspel voor. Toch zorgt het dikke pak sneeuw er voor dat ik enigszins ongerust Teletext raadpleeg. De autosnelwegen blijken redelijk goed begaanbaar te zijn en eerst ’s avonds wordt er nieuwe sneeuw verwacht in Limburg en Brabant. Ik besluit het erop te wagen, want het concert in het Belgische Roeselare wil ik per se meemaken. De muziek van Christoph Grauper die daar geprogrammeerd staat, leverde Prelude niet alleen een uiterst welkome eindejaarsmeevaller op, ik kijk er sowieso naar uit diens kerstcantates levend uitgevoerd te horen.

De Belgische musicoloog en klavecinist Florian Heyerick zet zich al jarenlang in om de muzikale nalatenschap van Christoph Graupner (1683-1760) breder bekend te maken onder collega’s en liefhebbers van het barokke repertoire. De vergeten Graupner blijkt namelijk een componist te zijn van hoog niveau. Hij studeerde aan de Thomasschule in Leipzig samen met componisten als David Heinichen en Johann Friedrich Fasch. Gedwongen door oorlogsgeweld weken zij uit naar Hamburg. Daar raakten zij bekend met gekende componisten als Telemann en Händel.
De gevluchte heren uit Leipzig bepaalden gedurende vele jaren op diverse plekken in Duitsland het muzikale klimaat. Graupner deed dat als kapelmeester decennia lang aan het hof van de landgraven van Von Hessen-Darmstadt. Aanvankelijk zette hij daar een operagezelschap op. Dat vroeg echter teveel van de adellijke schatkist en Graupner moest zich voortaan gaan bezighouden met het componeren van wereldlijke en kerkelijke gebruiksmuziek voor het hof. De muzikale nalatenschap van Graupner bevat honderden instrumentale composities en meer dan 1.400 kerkcantates. Laatsgenoemde werken componeerde hij tussen 1709 en 1754 in opdracht van de landgraaf voor diens hofkapel. Hoe komt het dat het kwalitatief hoogstaande werk van zo’n productieve componist zo lang verborgen is gebleven? Eerst en vooral heeft dat te maken met de componist zelf. Niets van zijn werk liet hij tijdens zijn leven uitgeven. Eenmaal geschreven en uitgevoerd verdwenen de handgeschreven partituren in een grote kist. Graupner had bepaald dat zijn composities na zijn dood verbrand moesten worden. Na het overlijden van de componist in 1760 ontstond er een juridische twist tussen Graupners erfgenamen en landgraaf Lodewijk VIII. Eerst na zestig jaar werd een vonnis geveld, maar toen had niemand meer interesse in de manuscripten van Graupner. Zo bleef het enorme archief een vernietiging bespaard.

Pas in het laatste kwart van de twintigste eeuw viel het oog opnieuw op Graupners arbeid en zo langzamerhand komt de hoge kwaliteit van diens werken mede door het onderzoek van Florian Heyerick aan het licht. De Belg vatte het plan op om als eerbetoon aan de componist zelf een kerstoratorium samen te stellen. Hij koos een negental aan het kerstverhaal gerelateerde cantates uit, vond een aantal geïnteresseerde partijen bereid daar financieel in te investeren, en bovendien het Belgische Ricercar bereid om er een cd-productie van te maken. Die kreeg ik eind november 2010 ter verkoop aangeboden. Luisterend naar de solisten Elisabeth Scholl, sopraan, Reinaud van Mechelen, tenor, Stefan Geyer, bas, het koor Ex Tempore en de Mannheimer Hofkapelle, wist ik direct met een ‘hit’ te maken te hebben. Dat gevoel is niet geloochenstraft door de praktijk: ‘Ein Weihnachtsoratorium‘ heeft bij Prelude alle verkooprecords gebroken!

Over de reis naar, in en uit België, mijn noodgedwongen overnachting in Nazareth, de gigantische files tussen Gent en Antwerpen, het levensgevaarlijke rijgedrag van veel vrachtwagenchauffeurs en andere onverlaten valt veel te schrijven. Dat laat ik achterwege. Het belangrijkste is dat ik er met een paar honderd Belgen bij was in Roeselare en daar een werkelijk weergaloos mooi concert heb meegemaakt!

(Foto: Florian Heyerick, Ex Tempore en de Mannheimer Hofkapelle tijdens de repetitie in het Belgische Roeselare)