Primo la musica, dopo la diva

Gezeten in ‘s lands muziektempel nummer één ben ik zondagavond, 23 februari 2003, met negentienhonderdnegenennegentig anderen in afwachting van de komst van de Godin van de Zang. In de voorportalen is het al voelbaar; er staat iets bijzonders te gebeuren. Een siddering gaat door het gebedshuis als rechts van het orgel de deur boven de hoge trap opengaat. Vanuit het licht daalt Cecilia Bartoli over de rode loper af naar het aardse podium. Een klein groepje van haar discipelen heeft zich daar verzameld om met passend instrumentarium het uitdragen van haar muzikale boodschap te kunnen begeleiden. harp_moveHet programmaboekje laat er geen misverstanden over bestaan. Hier staat een vrouw die niet alleen ‘Bachs Hohe Messe studeerde bij Karajan’, maar er ook in is geslaagd ‘om internationale belangstelling te wekken voor de tot nu toe onbekende opera’s van Antonio Vivaldi’. Bartoli ken ik alleen van de compact disc. Haar interpretaties van barokaria’s hebben mij nooit kunnen bekoren. De wijze waarop zij haar welhaast grenzeloze belcantotechniek loslaat op de vruchten uit die tijdsperiode is tot daar aan toe. Dat dit wordt bestempeld als het resultaat van een voortdurende zoektocht naar de vergeten juwelen uit de barok en dat haar werk als zodanig óók wordt bejubeld door de critici, is mij een brug te ver.

Voor de pauze zal haar verkondiging honderdvijftig jaar barokke muziek bestrijken. In de tweede helft staan Italiaanse liederen van Ludwig Van Beethoven, Franz Schubert en Gioachino Rossini op het programma. Laat ik mij beperken tot de vertolking van het werk van Giulio Caccini, Claudio Monteverdi, Antonio Vivaldi en Ricardo Broschi. Caccini werd geboren in 1551, Broschi, hij was de broer van de beroemde castraat Farinelli, overleed in 1756. Gelooft u mij, gezeten op stoel 67 op de eerste rij van het Balkon Front, een plaats normaliter bestemd voor koninklijke hoogheden en via een vrijkaartje verkregen, probeer ik mij zo onbevangen als mogelijk voor te bereiden op de verbeelding van dat barokke tijdperk.

Aan de hand van liedteksten leidt Bartoli mij en haar adepten naar een plek waar de hitte verdreven wordt door een frisse bries. Daar bezingt zij bittere smart, verklaart ze haar liefde aan Amarilli en beschrijft ze giftige pijlen die door het luchtruim onderweg zijn naar gekwelde harten. Ik voel me geraakt. Gekwetst vraag ik me af of in mijn ijskoude hart ooit nog plaats zal zijn voor de vlam van de liefde. Dwaas! die ik ben, met wie deel ik mijn verdriet. Mijn grote voorliefde, de Oude Muziek, blijkt gegrondvest op valse getuigenissen! Als handelaar in klassieke cd’s val ik door de mand.

Het publiek wordt mijn kwelling niet gewaar. Dat reageert gaandeweg de vertoning enthousiaster. Als in Broschi’s aria Son Qual Nave Bartoli’s stembanden een acrobatisch hoogtepunt hebben bereikt en de diva bijkans uit elkaar spat van opwinding, heb ik het schip al aan de zee overgegeven. Mijn ongelijk wordt me na afloop van het optreden nog eens extra onder de neus gewreven door het gejuich, gestamp en gejoel der uitzinnigen. Zíj worden beloond met de nodige toegiften. Ik hunker alleen nog maar naar ‘Primo la musica, dopo la diva’.
In de dagen erna wordt het er allemaal niet beter op. Ik lees de regels welke recensenten in hun krantenkolommen gebruiken om het hoge niveau van Cecilia Bartoli’s Amsterdamse optreden te beschrijven. Een paar citaten:

Ze was voortreffelijk bij stem in haar ontwapenende optreden met temperament, wat gekkigheid en vaak verbluffende zang. Vooral in het oude repertoire demonstreerde Bartoli een helder stralende en moeiteloze zuivere hoogte.” (Kasper Jansen, NRC)

Pruilend zingt zij over de liefdesgesel in tergend langzame, dalende melodieën. ‘Aaaaahhh’ doet de zaal. En terecht. […] Het publiek joelt, fluit en stampt op de vloer gelijk een kudde olifanten. Maar men moet het doen met slechts drie toegiften.” (Saskia Törnqvist, Het Parool)

De trilli en gruppetti vlogen je om de oren en de kunst van het hoorbaar maken van een smaak als bitterzoet of een gevoel van verlangen beheerst zij als geen ander. De concentratie die zij zichzelf oplegde, dwong ze ook de zaal af, die muisstil toehoorde, bang om de breekbare vocale lijnen te laten knappen.” (Peter van der Lint, Trouw)

Met een legato dat gemaakt lijkt voor de grote zaal van het Concertgebouw streelt ze iedereen even genereus, tot je weerloos in je stoel zit, bevangen door de passie die ze laat opgloeien. […]Bij Bartoli bestaat geen grens meer. Tekst en muziek zijn versmolten in een overweldigende fysieke aanwezigheid. Vreugde, tranen, liefde, diepste wanhoop zijn tastbaar, onontkoombaar.” (Pay-Uun Hiu, De Volkskrant)

Ik besef dat ik er niet alleen ambtshalve niets van heb begrepen, óók als liefhebber heb ik mij diep te schamen.