De Britse rockzanger Gordon Sumner (1951) begint zijn carrière in 1977 bij de popgroep The Police. Later maakt hij naam onder het pseudoniem Sting. Medio 2006 brengt Deutsche Grammophon een geluidsdrager op de markt waarop Sting te horen is als vertolker van werken van de Engelse componist John Dowland. Die ziet omstreeks 1563 het levenslicht dat uiteindelijk voor hem dooft op 20 februari 1626. Ondertussen maakt hij naam als zanger en luitspeler. Dowlands wereld beperkt zich niet tot Engeland alleen. Min of meer door de nood gedwongen werkt hij ook in Frankrijk, Duitsland, Italië en Denemarken. Dowland componeert zijn werken steeds voor en in dienst van de hoogste kringen.
Daar geniet hij dan ook zijn faam. Zijn composities voldoen in alle opzichten aan de regels van de esthetiek welke in die kringen opgeld doen. Als u denkt dat Dowlands liederen in zijn tijd ook te horen waren op de bouwsteiger of in de kroeg, dan heeft u het mis. Daar voltrok de muziek zich volgens de regels van de horlepiep.

Terug naar Sting. Zijn Dowland-cd ‘Songs from the labyrinth’ mag zich wereldwijd verheugen in enorme media-aandacht. Van The New York Times tot NRC Handelsblad en Telegraaf kan de zanger onweersproken zijn verhaal doen over Dowland. Dat hij bij die gelegenheden baarlijke nonsens ventileert – ‘Dowland moet je zien als de eerste popzanger’ – deert kennelijk niet. Hier spreekt Zijne Heiligheid Sting en zo iemand dien je niet van repliek. Óf de (muziek-)verslaggevers weten zelf niet beter. Terwijl ik deze woorden op het scherm van mijn computer zie verschijnen, bedenk ik me dat dit wellicht het dichtst bij de waarheid ligt. Hoe het ook zij, door de wereldwijde opklopperij komt de door Sting gecreëerde Dowland in veel landen te verkeren in de hoogste regionen van de pophitlijsten.
Het is me ook wat, een rockzanger die verklaart de vierhonderd jaar oude muziek van Dowland op te willen frissen. Opfrissen nota bene, waar haalt Sting de onzin vandaan! Eerder bestempelde ik het resultaat van zijn volstrekt overbodige poging al als hemeltergend. Mijn kritiek op zijn muzikale wanproduct laat ik vergezeld gaan van geluidsfragmenten. Per slot van rekening maken in Nederland ook mijn opponenten gretig gebruik van de dooddoener ‘smaken verschillen’.
Het mag allemaal niet baten. Ook bij Prelude ontstaat een fikse vraag naar de Dowland van Sting. Juist deze week moest ik nog twee potentiële kopers vriendelijke doorverwijzen naar de concurrentie, want ook een cd-handelaar heeft zo zijn principes.
Waarom de Sting en zijn kijk op Dowland nu weer opgerakeld? Wel, op de eerste dag van de lente dit jaar presenteert de rockzanger dat beeld compleet met luiten, een zangerskoortje en vooral geluidsversterking in de grote zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Het NOS-journaal van 1 maart brengt dit ‘nieuws’ breeduit in zijn hoofdeditie van acht uur. ‘De toegangskaartjes waren in 78 minuten uitverkocht’, weet Philip Freriks als een trots nieuwsfeit te melden. De bijna tweeduizend bezoekers betalen er vijfenzeventig euro p.p. voor en liggen zo laten de recensenten weten in katzwijm aan Stings voeten.
Voor alle duidelijkheid nog maar eens een keer: John Dowland maakt en brengt in zijn dagen muziek voor de dan heersende elite en is allesbehalve de volkszanger die meneer Sting ons probeert voor te schotelen. NRC Handelsblad meldt in de editie van 2 maart 2007 naar aanleiding van Stings Amsterdamse optreden: ‘Cross-over is het niet, wat Sting doet, hoogstens in de tijd gezien. Hij komt serieus met de echte Dowland van vier eeuwen geleden. […] mede dankzij zijn présence waren de prestaties alleszins aanvaardbaar en ze hielden het publiek van 20 tot 60-plus muisstil.’
Als ik dit lees in de slijpsteen voor de geest krommen mijn tenen zich van plaatsvervangende schaamte. De reactie van Jan Van den Bossche – hij is directeur van de Utrechtse Oude Muziek organisatie en verantwoordelijk voor de invulling van het jaarlijkse Holland Festival Oude Muziek – stemt me niet vrolijker. Hem hoor ik via de radio verklaren (Radio 1 Journaal, 2/03/’07) dat de combinatie Sting/Dowland eigenlijk wel meevalt, alleen zou hij Sting liever horen in een klein zaaltje…
Wat nog enige troost biedt…
In het Duitse tijdschrift Der Stern meldt Sting in september 2006 dat wat hem betreft de popmuziek op sterven na dood is. Ook hier ziet hij een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd. Hij zorgt voor de wederopstanding van The Police en gaat dit jaar met het seniorentrio op wereldtournee. Het feit dat hij in Amsterdam zijn Dowland-optreden besluit met toegiften uit de historie van The Police is in dit verband veelzeggend. Ik maak er uit op dat Dowland voor hem niet meer betekent dan een zakkenvullende eendagsvlieg.
In Nederland kennen we het verschijnsel Jan Rot. Deze liedjeszanger heeft ook het opfrissen van klassieke meesterwerken als zijn missie gekozen. Hij vergreep zich aan liederencycli van Schubert en Schumann en vorig jaar moest zelfs Bachs Matthäus-Passion eraan geloven.
Wat mij nog enigszins vertroosing biedt, is de wetenschap dat de populariteit van zijn misbaksels steeds van korte duur is. Wie heeft het nu nog over Rots molenaarsdochter of zijn wereldlijke kijk op Jezus? Op zijn website lees ik, dat hij er maar niet in slaagt zijn met geldelijke steun van het Fonds voor de Podiumkunsten ‘hertaalde’ versie van Mozarts opera Die Zauberflöte aan de man te brengen: ‘[…] het versturen van zeven librettoboeken aan diverse gezelschappen gaf onbeschoft weinig respons’.
Gelukkig maar, zou ik zeggen…