Samen met een kleine vijftig andere geïnteresseerden woonde ik jl. vrijdagavond 12 april in de Baarnse Paaskerk een Luisteravond van Prelude bij. De avond stond in het teken van Bachs meesterwerk de Matthäus Passion. Rens Bijma, die in 2017 promoveerde op zijn proefschrift Johann Sebastian Bach en zijn musici in beide hoofdkerken in Leipzig, bracht de bezoekers met zijn lezing veel wijsheid bij over middelen die Bach ten dienste stonden bij de uitvoeringen van zijn passies op de Goede Vrijdagen in de Thomas- en Nicolaïkirche. Het gaat te ver inhoudelijk verslag te doen van de avond, daarvoor was zijn verhaal te rijk gevuld, maar wat vaststaat is dat de bezoekers dankzij de lezing van Bijma een stuk wijzer zijn geworden over Bachs meesterwerk. Al met al was het was een mooie avond!
Als er één op muziek gezet verhaal over het lijden van Jezus populair is dan is het wel de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach. De passie was voor het eerst te horen tijdens een kerkdienst op Goede Vrijdag 11 april 1727 in de Thomaskirche in Leipzig. In Nederland viel die eer in 1870 te beurt aan Toonkunst Rotterdam en de Amsterdamse première vond plaats in 1874 door het Toonkunstkoor en het Parkorkest onder leiding van Johannes Verhulst. Verder lezen Prelude Luisteravond: Hoe voerde Bach zijn Matthäus Passion uit in Leipzig?
In de Volkskrant van vrijdag 16 maart 2018 wordt aandacht geschonken aan het proefschrift Johann Sebastian Bach en zijn musici in beide hoofdkerken te Leipzig van de hand van Rens Bijma. Bij het artikel was een link geplaatst die verwees naar de mogelijkheid het proefschrift te downloaden. Vanzelfsprekend heb ik daar gebruik van gemaakt. Sinds begin jaren tachtig van de vorige eeuw ben ik ervan overtuigd dat Bach het in Leipzig niet kon doen met grote koren en orkesten. In die jaren bracht ik tweemaal een bezoek aan Leipzig. Daar bezichtigde ik vol ontzag zowel de Thomaskirche als de Nikolaikirche. Verder lezen Johann Sebastian Bach en zijn musici in Leipzig
Mocht u denken de ultieme uitvoering van het Weihnachts-Oratorium van Johann Sebastian Bach in huis te hebben dan heeft u buiten de Engelse musicoloog, organist, klavecinist en dirigent John Butt en zijn Dunedin Consort & Players gerekend. Verder lezen Bachs Weihnachtsoratorium door John Butt en zijn Dunedin Consort
In het voorjaar van 2011 uitte ik via deze website mijn enthousiasme over de toen nieuw uitgebrachte versie van Johann Sebastian Bachs Johannes Passion uitgevoerd door het Ricercar Consort onder leiding van Philippe Pierlot. Mijn woorden van toen hebben aan betekenis niets ingeboet en die aanbeveling staat dan ook nog steeds fier overeind.
Voor wat betreft een keuze voor de Matthäus Passion van de grootmeester uit Leipzig komt de in 2008 uitgebrachte versie van de Schotse Dunedin Consort & Players bij mij als meest preferente uit de bus. Verder lezen Dunedins plaatsen Bachs Johannespassie in liturgische context
In de jaren tachtig van de vorige eeuw was het de Amerikaanse musicoloog Joshua Rifkin die de wijze van uitvoeren van Johann Sebastian Bachs religeuze koorwerken ter discussie stelde. Zijn op wetenschappelijke basis gestoelde visie, dat Bach in zijn tijd die composities liet weerklinken in een vrijwel enkelvoudige bezetting, baarde binnen het wereldje van de oude muziek veel opzien. Verder lezen Wonderbaarlijk mooie Mattheuspassie
In de Volkskrant van 5 maart 2005 is een bijdrage te lezen van de Utrechtse organist en musicoloog Gert Oost. Hij opent frontaal de aanval op wat hij noemt de ‘Georganiseerde Authentieke Historische Uitvoeringspraktijk’. Vooral de wijze waarop sommigen uit die hoek omgaan met de muzikale nalatenschap van Johann Sebastian Bach is voor hem een steen des aanstoots. Als oud-leerling van dr. Anthon van der Horst, hij leidde het koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging van 1931 tot 1965, hekelt Oost de opvattingen van hen die menen dat het werk van Bach het meest tot zijn recht komt op authentiek instrumentarium én in kleine bezetting.
Joshua Rifkin
De discussie over wat is gaan heten ‘Het Essentiële Bachkoor’ is in 1981 aangezwengeld door de Amerikaanse musicoloog Joshua Rifkin. Na gedegen bronnenonderzoek kwam hij tot de conclusie dat het Bachs gewoonte was zijn ‘koorwerken’ uit te laten voeren door slechts een kwartet van vier zangers (sopraan, alt, tenor en bas). Dit zogenoemde concertisto-kwartet liet hij waar nodig versterken door een viertal ripienisten. Rifkin liet zijn pleidooi voor een kleine Bachbezetting vergezeld gaan van een overtuigende versie op geluidsdrager van Bachs Hohe Messe. Met zijn zienswijze oogstte Rifkin voornamelijk hoon. Met name representanten van de gevestigde koortraditie – al dan niet uit authentieke kring – waren niet mals in hun kritiek. Wat dacht die rare Amerikaan wel niet! Het lef zo af te rekenen met ‘onze’ Bachtraditie! Een beetje raar was die gepikeerdheid wel. Al in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog pleitten gezaghebbende Nederlandse en Duitse musicologen voor een bescheidener Bach. Onder hen de hooggeleerde Prof. Dr. Gerardus van der Leeuw (1890-1950). Deze latere minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gaf al in 1937 een kleinere maat aan voor het Bachkoor. Het vocale werk in de Mattheus passie zou naar zijn opvatting geklaard kunnen worden door slechts een twaalftal zangers en dat inclusief de solisten. Let wel, in die dagen meende men het Mattheus verhaal kracht bij te moeten zetten door de inzet van mega-koren.
‘The Essential Bach Choir’
Rifkin wachtte na zijn geruchtmakende pleidooi voor een minimale Bach zoals gezegd voornamelijk verzet. Slechts enkelen, onder wie de Engelsman Andrew Parrott, muzikaal leider van de Taverner Choir, Consort and Players en ook de Belg Sigiswald Kuijken, lieten zich overtuigen door zijn zienswijze. Van Parrott verscheen in 2000 het boek The Essential Bach Choir (Boydell & Brewer Ltd, ISBN: 0851157866). Aan de hand van gedegen onderzoek komt ook Parrott tot de conclusie dat de idee van Bach-in-kleine-bezetting zo gek niet is. Hij toont aan dat de solistische bezetting gewoon het gereedschap was waar Bach het mee deed in het Lutherse Leipzig. Parrott weet te overtuigen met door bewijzen onderbouwde argumenten. Dat doet Gert Oost niet. In zijn Volkskrantverhaal ridiculiseert hij de authentieke beweging. Hij kleineert, sneert en hanteert het wapen van de belachelijkheid. Oost ziet geen enkel heil in de historische uitvoeringspraktijk. Hij doet die beweging af als een religie die een slagorde creëert en slechts uit is op productvernieuwing. Zijn hele betoog blijkt vooral een aanval te zijn op de artistieke leiding van de Nederlandse Bachvereniging. Die heeft het bestaan te besluiten voortaan Bachs nalatenschap uit te voeren in de geest van Rifkin en Parrott, of beter gezegd, in die van Bach. Zijn conclusie laat niets aan duidelijkheid te wensen over. De Van der Horst-adept is van mening dat de Nederlandse Bachvereniging de tent wel kan sluiten. ‘Ten ondergegaan aan eigen originaliteit. Want als je het begrip ‘authenticiteit’ zo gebruikt, delf je je eigen graf.’
Het verhaal van Gert Oost blijkt een ingekorte versie te zijn van een langer betoog dat te vinden is op zijn website. Hij belijdt er zijn liefde voor de opvattingen van zijn leermeester dr. Anthon van der Horst. Niet zo verwonderlijk, want de Utrechtse musicoloog publiceerde een Van der Horst-biografie. Maar Gert Oost blijkt ook dag in dag uit bezig te zijn met Bach. ‘Werkend aan een boek over “Een Jaargang Bachcantates” behandel ik tekst en inhoud van circa 60 cantates in volgorde van het kerkelijk jaar en dus grotendeels in de volgorde waarin Bach ze componeerde, uitschreef, instudeerde en op zondag in de kerkdienst uitvoerde. Bachs muziek is fascinerend, eerlijk gezegd de teksten ook, ze laten zich moeilijker doorvertalen naar onze tijd, maar nu ik de taal ken (en zelfs vaak ongemerkt een beetje spreek) ben ik ook door de teksten zeer geboeid. […] Ik woon momenteel ongeveer bij Bach in. Vanuit zijn werkkamer, leslokaal en orgelzolder krijg ik de kans ongelooflijk veel informatie op muziekhistorisch en muziektheoretisch gebied doorgeven aan wie het maar wil horen: fascinerend!’
Wat is dat toch een raar fenomeen. Je eigen verhaal kracht van bewijs geven door net te doen alsof je de bewijsvoering uit eerste hand hebt verkregen. Van de grote meester zelf en hij is het nog met je eens ook! Gert Oost is niet de enige die bij tijd en wijlen paranormale ervaringen heeft. Ton Koopman, ook al geen fan van Rifkins en Parrotts opvattingen, kreeg Bach tijdens een Amsterdams cantate-concert op bezoek en bij het reconstrueren van de Markuspassie keek de componist zelfs over de schouder van Koopman mee.
Waarom bij Gert Oost de afwijzende aap eerst vijfentwintig jaar na Rifkins pleidooi voor een Bach-in-kleine-bezetting uit de mouw komt, wordt duidelijk als hij op zijn website vervolgt: ‘Toen ik vlak voor kerst vorig jaar [2004, KK] een gesprek had met Jos van Veldhoven over de vraag of de Nederlandse Bach Vereniging bereid zou zijn deze zestig cantates als illustratie bij het boek op CD te zetten (om budgettaire en praktische redenen in zo klein mogelijke bezetting – de Bach Vereniging ziet er helaas geen kans voor) bracht Jos uiteraard zijn voornemen ter tafel om koor (en orkest) van de Bach Vereniging standaard tot de kleinst mogelijke bezetting terug te brengen.’ De weigering van Jos van Veldhoven mee te werken aan het Bachproject ‘in zo klein mogelijke bezetting’ van Gert Oost vormt dus de aanleiding tot zijn frontale aanval op de ‘authentieke beweging’. Met die wetenschap in het achterhoofd komt het mijns inziens toch al flauwe betoog van Gert Oost in een meer bedenkelijk daglicht te staan.
Ingezonden schrijven Volkskrant
Op 7 maart 2005 ging een ingezonden schrijven naar aanleiding van het verhaal van Gert Oost richting Volkskrant. Ik verkeerde in de veronderstelling dat de redactie van die krant het onzinnige verhaal ‘Dan moet de dirigent ook weg’ als een scoop zou zien en niet tot plaatsing van mijn reactie zou overgaan. Zaterdag 12 maart 2005 bleek mijn ongelijk in deze. De Volkskrant plaatste de ingezonden brief onverkort. Mij past dus het boetekleed.
Het ingezonden schrijven:
Romantische visie op Bachkoren
‘Dan moet de dirigent ook weg’ kopt de bijdrage van organist/musicoloog Gert Oost in de Volkskrant van zaterdag 5 maart 2005. Oost reageert op het besluit van de Nederlandse Bachvereniging het kooraandeel in Bachs werken te reduceren tot ‘de kleinst mogelijke bezetting’. In zijn verhaal ridiculiseert Oost een door de Amerikaanse musicoloog Joshua Rifkin in 1981 aangezwengelde discussie over het essentiële Bachkoor. Ik vraag me af of de Utrechtse organist kennis heeft genomen van het zeer lezenswaardige boek van Andrew Parrott The Essential Bach Choir (Boydell & Brewer Ltd, ISBN: 0851157866). Dat zal wel niet, want hij zou in dat geval beter hebben geweten of in elk geval overtuigender argumenten hebben aangedragen om het ongelijk van Bach-in-kleine-bezetting aan te tonen. Parrott beweert dat Bach nooit de bedoeling had te werken met een koor zoals wij dat heden ten dage kennen. Hij onderbouwt zijn pleidooi voor het kleine Bachkoor onder andere met aantekeningen van de grote meester zelf en andere documenten uit Bachs tijd.
Ten tijde van Bach was het gebruik óók in de passies de ‘koorwerken’ op te laten knappen door een concertisto-kwartet. Zo’n viertal bestond uit een jongenssopraan, alt, tenor en bas. Die namen alle partijen voor hun rekening. Inderdaad, de bas verantwoordelijk voor de Jezus-partij in de Mattheus passie zong even gemakkelijk het ‘Kruisigt Hem!’ met de anderen mee. Een tweede kwartet zangers werd door Bach ingezet als een versterkende eenheid in bijvoorbeeld de openingskoren en de koralen. Deze zogenoemde ripienisten verdubbelden als het ware op momenten die daarom vroegen de hoofdzangers. Ook de bijdragen van Pilatus en Petrus werden gebracht door leden van dit groepje.
Het is opvallend dat Parrotts theorieën over het essentiële Bachkoor voornamelijk worden gerespecteerd door musici die geen koortraditie kennen. Tegenstanders van Parrotts zienswijze komen vooral uit de hoek van de koordirigenten of behoren tot wat ik gemakshalve noem de romantici. Gert Oost behoort wat mij betreft tot de laatste categorie. Hij zou er goed aan doen kennis te nemen van Parrotts lezenswaardige boek. Ontdekt hij daar feilen in dan kan hij als musicoloog die vervolgens met kracht van argumenten bestrijden. Met platitudes bewijst hij de muzikale nalatenschap van Bach geen dienst.
Kees Koudstaal
handelaar in klassieke cd’s te Baarn
Het is weer tijd voor Passie. Etalages van chocolaterieën en luxe banketbakkers bieden een keur aan rijk gedecoreerde hazen en, de klassieke vogelpest ten spijt, fraai opgemaakte eieren. Paastakken worden in huiskamers versierd gelijk kerstbomen. In advertenties wordt het publiek kond gedaan van uitvoeringen van Johann Sebastian Bachs Matthäus- en Johannes-Passionen in alle soorten en maten. Verder lezen De Passie is weer in ’t land…