Moet platter!

Tijdschrift Oude Muziek[Naar aanleiding van een hoofdredactioneel artikel van de hand van Jolande van der Klis in het Tijdschrift Oude Muziek (T.O.M./nr. 1, 2001) zond ik een ingezonden schrijven naar de Organisatie Oude Muziek te Utrecht. In verkorte vorm is dit schrijven opgenomen in uitgave nr. 2. 2001 van het T.O.M.]
De redactie van het tijdschrift heeft fors gebruik gemaakt van het recht om de in haar ogen te lange bijdragen ‘naar eigen inzicht’ in te korten. De betreffende brief treft u vanzelfsprekend onverkort aan op deze Prelude-pagina. De blauw gearceerde gedeeltes zijn de door de redactie van het T.O.M. geschrapte passages. Dat het weglaten van de betreffende tekstgedeeltes niets van doen heeft met beschikbare paginaruimte moge blijken uit het feit dat de ‘ingezonden-schrijven-pagina’ een aantal behoorlijk witte vlakken bevat en bovendien is opgeleukt met een forse spotprent voorstellende de componist Rossini.

Moet platter!

Binnen de wereld van de klassieke muziek is bijna niets meer heilig. De grootste aantallen klassieke cd’s worden verkocht door een drogist, voor grote platenmaatschappijen is artist building een belangrijker thema aan het worden dan repertoirekeuze en Radio 4, de klassieke zender van de publieke omroep, moet opnieuw op de schop. Sommige programmamakers zetten daar alles op alles om nog te redden wat er te redden valt, maar hun strijd tegen de vervlakking is een ijdele. In de radiostad heerst een door Den Haag geïnitieerde zucht naar luistercijfers. Radio4-zendercoördinator Margreet Teunissen plaatste op één van de notities die de ronde doen in het Hilversumse bij het ochtendprogramma Muziek voor Miljoenen de opmerking: Moet platter!

Eenzelfde virus is zich aan het verspreiden binnen de Utrechtse Organisatie Oude Muziek (OOM), onder meer verantwoordelijk voor het Holland Festival Oude Muziek dat jaarlijks in de Domstad plaatsvindt. In het lijfblad van die organisatie, Tijdschrift voor Oude Muziek (1.01), beklaagt Jolande van der Klis zich er in een hoofdredactioneel artikel over, dat het aan buitenstaanders vaak moeilijk valt uit te leggen “dat met de term ‘oude muziek’ niet zozeer een tijdvak (tot bijvoorbeeld 1750) wordt bedoeld, als wel een specifieke benadering van muziek uit het verleden.” En, zo vervolgt zij: “Het streven van de oude muziek-beweging die zich bedient van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk, is de muziek uit te voeren zoals die in de tijd van ontstaan naar alle waarschijnlijkheid geklonken heeft. Een uitgangspunt dat zich (…..) laat toepassen op álle muziek die in de loop der tijd speelpraktisch is vervormd door modernisering van instrumenten, concertzalen of door smaakkwesties.”

Terecht wordt het jaartal 1750 als voorbeeld genoemd, want daar had ook kunnen staan 1785 of 1825. Het in de volgende zin aanwezige addertje zit onder het gras bij de aanduiding ‘álle muziek’. Was het onder het inspirerende regime van de initiatiefnemer van het Holland Festival Oude Muziek, Jan Nuchelmans, onbestaanbaar dat voor laat negentiende of vroeg twintigste eeuwse componisten plekken werden ingeruimd op de diverse festivalpodia, na zijn min of meer gedwongen afscheid is de OOM het begrip Oude Muziek steeds verder aan het uitrekken.

Vooralsnog resulteerde dit in een aantal slecht bezochte festivalconcerten en een hoop gemopper in de wandelgangen. De oudemuziekliefhebbers lieten het (hoe durven ze!) gewoon afweten. Jolande van der Klis daarover in het Tijdschrift Oude Muziek: “Een schitterend concert afgelopen zomer met een totaal vernieuwde Tsjaikovsky door Anima Eterna o.l.v. Jos van Immerseel, toch bepaald geen onbekende of onbeminde in het oude-muziekcircuit, liet het publiek eenvoudig links liggen. Naar concerten van Rossini kwam in 1998 helemaal geen hond luisteren (….).” De bijna bestraffende toon van mevrouw Van der Klis is hier niet op zijn plaats. Je hoeft niets tegen Tsjaikovsky te hebben en je kunt een groot bewonderaar van Jos van Immerseel zijn, maar de term ‘oude muziek’, Engelsen noemen het zo mooi Early Music, dekt hier de lading niet. Dat ook een concert van het befaamde Musica Antiqua Köln in 1999 volgens Van der Klis alom met afkeuring werd beloond, zegt in dit verband niets. Reinhard Goebel kan met zijn club gewoon een off-day hebben gehad.

Het komende jaar zal door de redactie van het Tijdschrift Oude Muziek “de hand diep in de boezem van de oude-muziekbeweging worden gestoken”. Er zullen “substantiële artikelen” worden gewijd aan “de verschillende aspecten van de probleemstelling”. De eerste bijdrage in het kader van de artikelenserie ‘De mythe van de authenticiteit’ van redacteur Marcel Bijlo geeft een vingerwijzing in de richting die de OOM op wil gaan. Na een historisch overzicht in vogelvlucht, waarin de ontwikkeling van de oudemuziekbeweging wordt aangestipt, werpt hij een aantal quasi wetenschappelijke vraagstellingen op, zoals “Is de oude-muziekbeweging nog steeds dezelfde en is er überhaupt nog wel sprake van één beweging?” en “Wat is nog de rol van de muziekwetenschap binnen de historische uitvoeringspraktijk nu conservatoriumstudenten historische zang- en speeltechnieken als het ware met de paplepel ingegoten krijgen?” Bijlo roept de beweging op tot een “herijking van wat wel en niet kan in de oude muziek”.

De uitkomst van deze discussie laat zich gemakkelijk raden. Uiteindelijk zal ook de OOM tot de conclusie komen, dat het goed ‘Barock-‘n-rollen’ is met publiekstrekkers als Andreas Scholl en Magdalena Kozená. Binnen het kader van het aanspreken van ‘nieuwe publieksgroepen’ zal men zich gerechtigd voelen het begrip Oude Muziek in al haar facetten ruimer te gaan interpreteren.
Het is de vraag of de vermaledijde oudemuziekliefhebbers daarop zitten te wachten. Gelet op het boycotten van ’tijdsoverschrijdende’ concerten verlangen die mopperkonten kennelijk van hun ‘belangenorganisatie’ dat die zich uitsluitend bezighoudt met het signaleren van spannende ontwikkelingen binnen hun oude muziekwereld. Dat zij musici uitnodigt die misschien niet behoren tot de categorie ‘grote publiekstrekkers’, maar wel iets vernieuwends te melden hebben. De tijd van de pioniers mag dan voorbij zijn, maar binnen de wereld van de oude muziek valt nog veel te ontdekken.

Het is een relatief kleine club liefhebbers die de klaviermuziek van Mozart het liefst tot leven hoort gebracht op een fortepiano en kan genieten van een vioolconcert van Bach zonder al te veel vibrato vertolkt op een van darmsnaren voorziene barokviool. Hun vrees is reëel dat de OOM in haar flirt naar de veel grotere groep concertbezoekers die een Beethoven-strijkkwartet liever hoort weerklinken op stalen snaren, binnen niet al te lange tijd het Holland Festival Oude Muziek zal afsluiten met een uitvoering van Carl Orffs Carmina Burana. Met onder de uitvoerenden een countertenor, dat wel.